Onlangs zijn de plannen voor de nieuwe belastingbox 3 bekend geworden. Zoals wel te verwachten viel wil de staatssecretaris van Financien de daadwerkelijke groei van ieders vermogen belasten. Daarbij is gekozen voor een vrij praktische combinatie van een vermogensaanwasbelasting voor spaartegoeden en verhandelbare aandelen, en een vermogenswinstbelasting voor de meeste andere componenten.
Vermogensaanwasbelasting
Bij een vermogensaanwasbelasting wordt elk jaar gekeken naar de waardegroei en daarover wordt belasting geheven. Heb je 100.000 euro op de bank staan tegen 4%, dan krijg je dus 4.000 euro rente, en daarover reken je meteen een percentage af, waarschijnlijk rond de 35%. Dat is voor de meeste mensen ook geen probleem, want die rente hebben ze daadwerkelijk gekregen.
Vermogenswinstbelasting
Dat zou lastiger zijn bij een waardestijging van de eigen woning, of van aandelen die niet gemakkelijk verhandelbaar zijn, bijvoorbeeld personeelsaandelen van het bedrijf waar je werkt. Daarover betaal je pas belasting als je deze weer verkoopt, en dan dus geld hebt om belasting te betalen over de winst die je gerealiseerd hebt.
Dat klinkt allemaal heel logisch en vriendelijk, maar juist met aandelen en vastgoed maak je over het algemeen meer winst dan de 4% per jaar waar de overheid voorheen vanuit ging. En omdat nu het daadwerkelijke rendement belast wordt, ga je waarschijnlijk meer betalen.
Financiele medewerkersparticipatie, hoe regel je dat?
Als je medewerkers mee wilt laten delen in de waardegroei van je bedrijf, dan zijn daarvoor in de basis twee mogelijkheden:
Contractuele participatieregelingen
Dit zijn bijvoorbeeld Stock Appreciation Rights (SARs) of Winstdelen, de werkgever belooft eigenlijk aan de werknemer dat hij op termijn, bijvoorbeeld bij de verkoop van het bedrijf, een deel van de waardestijging krijgt. Dus in plaats van een bonus van nu 1000 euro krijg je bijvoorbeeld 100 SARs in het bedrijf van 10 euro. Als die over een paar jaar 20 euro waard zijn, dan krijg je op dat moment 2000 euro uitgekeerd.
De belasting vindt plaats op het moment van daadwerkelijk uitkeren. Dus nu bij het toekennen van de SARs is er geen extra belasting, en over een paar jaar wordt het hele bedrag belast, dus van die 2000 euro houd je 1000 tot 1200 euro over, afhankelijk van je belastingschaal. Op zich fijn voor de medewerker, want mocht het slecht gaan met het bedrijf en de SARs zijn niets meer waard, dan heeft het hem ook geen belasting gekost.
Ik houd niet zo van Stock Appreciation Rights, want ze zijn vaak doorspekt met Engelse termen zoals ‘Vesting periods’ en ‘Liquidity events’, en niet alle SARs nemen ook tussentijds dividend mee, maar fiscaal zijn ze erg duidelijk. Winstdelen is de Nederlandse verbeterde versie daarvan.
Aandelen, certificaten en opties
De andere optie is het uitgeven van aandelen of certificaten van aandelen. Certificeren wordt vaak om twee redenen gedaan: certificaten kun je zonder notaris overdragen, dus gemakkelijker in kleine plukjes, en certificaten hebben geen zeggenschap, waar je bij aandelen wel alle medewerkers voor de aandeelhoudersvergadering moet uitnodigen.
Aandelen, certificaten en opties daarop worden belast op het moment van uitgifte. Dus als je een bonus van 1000 euro in de vorm van aandelen wilt uitkeren, dan kost dit de medewerker op dat moment meteen 400 of 500 euro. Handiger is dan om iets minder aandelen uit te geven en als werkgever die loonbelasting te betalen, te ‘bruteren’. In plaats van 100 aandelen van 10 euro krijgt de medewerker dan bijvoorbeeld maar 60 aandelen van 10 euro, de rest van het geld gaat naar de fiscus.
Dat was nooit een probleem, want die aandelen zaten in het ‘netto’ vermogen van de medewerker, en zolang deze minder dan 5% van het totale aantal aandelen is, werd er vanuit gegaan dat ze een 4% rendement opleverden. Dus effectief betaalde je 1,2% over de waarde.
Dat gaat nu veranderen. Op het moment je de aandelen verkoop, en dus ‘vermogenswinst’ maakt, reken je af over de waardegroei. Als die 60 aandelen van 10 euro nu 20 euro waard zijn, betaal je over die winst 35% belasting, dus 35% x 60 x 10 euro = 210 euro, in plaats van bij elkaar een paar tientjes eerst.
Die aandelen zijn dan bij elkaar 1200 euro waard, minus de belasting houd je 990 euro over. Waar dat bij een contractuele regeling, bij niet te hoge salarissen, zo’n 1200 euro zou zijn.
Effect van de nieuwe wet Herziening optieregelingen
De enige tegemoetkoming hierin is de nieuwe wet Herziening optieregelingen, die afgelopen januari is ingegaan. Als je eerst opties op aandelen toekent, die je vervolgens omzet in aandelen die (nog) niet verhandelbaar zijn, dan mag je als bedrijf en medewerker de belastingheffing (het ‘netto’ maken) uitstellen tot het moment dat je de opties verzilvert of de aandelen verhandelbaar worden.
Ook al zegt de wet dat niet expliciet, ligt het voor de hand dat dit ook geldt voor certificaten van aandelen, bijvoorbeeld als je via een STAK of coƶperatie certificeert. Ik heb nog geen bedrijf gezien dat deze regeling heeft toegepast, ik vind ‘m nogal complex, maar wellicht dat voor grotere bedrijven dit te doen is.
Conclusie
Mochten de belastingplannen voor box 3 vorm krijgen zoals nu wordt ingezet, dan wordt het goed kijken welk type regeling je kiest. Met name als de medewerker de drempel in box 3 niet haalt, is het voor hem/haar gunstiger om uit te keren in aandelen of certificaten en meteen af te rekenen. Tenzij het bedrijf failliet gaat of stopt, dan heb je bij Stock Appreciation Rights of Winstdelen geen onnodige belasting betaald.
Voor het bedrijf zelf is Winstdelen het meest interessant. Net als bij Stock Appreciation Rights hoef je niet direct loonbelasting af te dragen (waarvoor veel werkgevers dan zullen bruteren). Je mag een voorziening op de balans zetten die de kosten drukt. En in tegenstelling tot de meeste SAR’s is bij Winstdelen de uitkering of terugbetaling gekoppeld aan dividenduitkering of bedrijfsverkoop. En dat moment kies je als ondernemer altijd zelf.